Çiçek Advocatuur

Het vermoeden dat bijstandsgerechtigde werkzaamheden verricht is onvoldoende voor het opleggen van een boete door de gemeente

In de zogenaamde ‘pizza-zaak’ heeft meneer X een aanvraag voor een bijstandsuitkering ingediend. Nog voordat het college van de gemeente heeft beslist op zijn aanvraag, hebben handhavingsmedewerkers van de gemeente toevallig zijn auto gesignaleerd bij de pizzeria van zijn neef. De aanvraag is toch toegekend. Wel hebben de handhavingsmedewerkers sindsdien meerdere waarnemingen verricht. Daarbij is meneer X meerdere keren aangetroffen in de pizzeria, waarbij hij veelvuldig de pizzeria betrad en verliet met witte zakken waarin pizza’s zaten. Hierdoor ontstond het vermoeden dat meneer X, in de periode waarin hij bijstandsuitkering ontving, op geld waardeerbare arbeid heeft verricht bij zijn neef. Naar aanleiding daarvan is de bijstandsuitkering van meneer X ingetrokken en teruggevorderd. Het college heeft daaraan ten grondslag gelegd dat meneer X de op hem rustende inlichtingenverplichting heeft geschonden door geen melding te maken van door hem verrichte arbeid in de pizzeria van zijn neef. Het college heeft tevens een bestuurlijke boete opgelegd van € 500,-.

Hogere mate van rechtsbescherming

Meneer X heeft hiertegen tot aan de Centrale Raad van Beroep (CRvB) geprocedeerd. De CRvB heeft geoordeeld dat op de gemeente een verzwaarde bewijslast rust om een schending van de inlichtingenplicht te stellen en te bewijzen, indien deze schending wordt gesanctioneerd met een bestuurlijke boete. Omdat het gaat om een bestraffende sanctie komt meneer X bij het opleggen van een bestuurlijke boete, op grond van artikel 6 van het EVRM, een hogere mate van rechtsbescherming toe dan bij een herziening-, intrekking- en terugvorderingsbesluit (CRvB 28 juni 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:3024).

Wat is een bestuurlijke boete?

Een bestuurlijke boete heeft een heel ander karakter dan een herziening-, intrekking- en terugvorderingsbesluit. Bij de laatste besluiten ‘repareert’ men als het ware het recht door het af te stemmen op de werkelijke situatie (reparatoire traject). Een bestuurlijke boete daarentegen is niet bedoeld om het recht te repareren, maar strekt tot leedtoevoeging voor meneer X. Hij moet gestraft worden, omdat hij niet heeft voldaan aan de inlichtingenplicht (punitieve traject).

De bewijslast

In deze zaak is meneer X meerdere keren aangetroffen in de pizzeria van zijn neef, waarbij hij veelvuldig de pizzeria betrad en verliet met witte zakken waarin pizza’s zaten. Volgens vaste jurisprudentie vooronderstelt de aanwezigheid van een persoon op een werkplek tijdens reguliere arbeidsuren dat de desbetreffende persoon ook daadwerkelijk op geld waardeerbare arbeid heeft verricht. Het is dan aan deze persoon om het tegendeel aannemelijk te maken (CRvB 26 februari 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:BZ2364). In deze zaak lukte dat meneer X niet. Hierdoor kon in het reparatoire traject het recht op bijstand worden ingetrokken en teruggevorderd.

Voor het punitieve traject kon deze aanname niet worden gemaakt. Meneer X heeft betwist dat hij die werkzaamheden heeft verricht en het vermoeden van de gemeente werd onvoldoende ondersteund met aanvullend bewijs.

De CRvB heeft in deze zaak geoordeeld dat het vermoeden dat aanwezigheid tijdens reguliere arbeidsuren op een werkplek betekent dat meneer X ook daadwerkelijk op geld waardeerbare arbeid heeft verricht, voor het opleggen van een bestuurlijke boete geen toereikende grondslag vormt. Het gebruik van vermoedens mag er niet toe leiden dat in het punitieve traject de bewijslast wordt verschoven van de gemeente naar meneer X.

Heeft u een vraag over een bestuurlijke boete die u opgelegd hebt gekregen, neem dan gerust contact met ons op.  

mr. Ç. Bakirhan

advocaat